TL;DR: De moderne cultuur richt zich enorm op zelfontplooiing, utiliteit en efficiëntie terwijl het ook een humanistisch masker draagt van gelijkheid en inherente levenswaarde. Ik acht dit als paradoxaal en een oorsprong van veel ongeluk bij mij en in veel andere jeugd.
Als kind had ik een enorme afkeer voor mezelf wassen, niet zozeer omdat ik de daad zelf niet aangenaam vond, ik kon er zelfs enorm van genieten, ik zag er simpelweg het nut niet van in. Als mijn ouders mij vroegen om in bad te stappen of onder de douche te staan antwoordde ik vaak: “Waarom moet ik me wassen als ik daarna toch weer vies word?” Mijn ouders vonden dit een onbegrijpelijk en zelfs banaal antwoord echter uitte ik slechts wat mijn omgeving mij geleerd had. Als ik mijn wijsvinger naar de hemel liet wijzen en ik het voorrecht te spreken van mijn juffrouw verkreeg was ik op jonge leeftijd vaak geneigd erg lang te spreken, ik was graag aan het woord en wou van alles delen. De juffrouw onderbrak mij dan: “Je hoeft alleen het antwoord te geven Hässlich!”, “Dat kon ook vèèl korter!”, ik leerde al gauw dat slechts mijn eindantwoord of standpunt al voldoende was voor de juf en begon in mijn hele leven als een soort misdienaar kort te antwoorden. Na school kwam ik thuis. Ik ging dan graag spelen, ik maakte hele fantasiewerelden in mijn hoofd, deze namen vaak het hele huis in beslag: De keuken was een lab van een playmobilpoppetje die een verdraaide wetenschapper voorstelde, de tuin was de woeste wildernis vol met enge beesten, de badkamer belichaamde de kust waar mijn action mans hun ontdekkingsreizen begonnen en mijn zus’ kamer een kasteel bewaakt door mijn dinos en draken. Omdat ik in een groot en druk gezin opgroeide is het vanzelfsprekend dat ik veel in de weg liep van mijn gezin, die mijn droomwereld niet ervaarden en er vaak geen geduld of interesse voor ophoesten konden. Als ik mijn moeder ergerde zei ze nog weleens: “Ga dan maar lezen, daar steek je tenminste nog wat van op.” Waarna ik verslagen naar mijn kamer liep en een boek uit de kast trok. Ik las voornamelijk informatieve boeken, ‘daar steek je tenminste nog wat van op’ namelijk. Ik begon fictie als louter goedkoop vermaak te zien waar ik hoopte voor mijn kindertijd uit te groeien, vanaf mijn 9de levensjaar las ik geen fictie meer. Nadat ik mezelf voor een paar uur verdiept had in insecten, religies of menselijke anatomie werd ik geroepen voor het eten. Als er eten overbleef hoorde ik vaak: “Jullie moeten dooreten we hebben toch niet gekookt om het weg te gooien?” en als mijn jongere zus het niet lustte “Ik heb niet een uur in de keuken gestaan zodat jij iets hebt om naar te staren!” mijn zusje moest vaak nog uren nadat wij klaar met eten waren aan de tafel zitten tot ze haar bord opat, wij vonden dat allemaal rechtvaardig. Niet lang na het eten ging ik naar bed, omdat ‘een uitgeruste Hässlich beter leert” ik wou haast nooit opblijven. Ik had geen vrienden en voelde me vaak verheven boven mijn leeftijdsgenoten omdat ik meer van Egypte wist of zoiets onnodigs als dat “wat heb je aan vrienden?” vroeg ik mijn familie kritisch, “Je kan er niks van opsteken, kosten je tijd en je houdt ze nooit voor altijd, je kan ook altijd prima jezelf vermaken!” Het is niet ongeloofwaardig dat deze omgeving mij persoonlijke groei, nut en efficiëntie als kernwaarden gaf, het is tevens het enige logische gevolg van liberalisme. Was het dan zo banaal dat ik me niet wassen wilde?De puberteit is me de zwaarste periode geweest, door scheiding een nieuwe school en een opbloeiende seksualiteit bracht veel onzekerheden met zich mee. Ik koos ervoor de nerd van de klas te worden en me te focussen op school zodat ik later een goede studie zou gaan doen. Toen op 14 jaar oude leeftijd werd ik door mijn eigen gezin verstoten. “ Ik had hun niks te bieden, de problemen die ik breng zijn erger dan wat ik ze geef” was mijn eerste gedachte van nutteloosheid. Ik ben een flink probleemkind geworden in die tijd, het leidde me uiteindelijk tot kunst. Ik had jaren geen verjaardagen, kerstmissen of wat dan ook gehad tot mijn familie weer contact zocht toen ik bijna klaar met de middelbare was. Ik was nog al goed met school ondanks dat ik zo’n probleemkind was en nu was er opeens interesse rondom wat voor mooie baan ik zal krijgen. Ik werd de wetenschap ingestuurd waar ik met enige tegenzin bij had ingestemd omdat “Je met de kunsten niks kan verdienen” zoals vader zei, “Maak het maar een hobby, geen obsessie, probeer op het punt te komen dat je eens in het halfjaar er een boek over leest of een museum bezoekt.” Ik had toen een grote kinderwens en ging voornamelijk er in mee omdat ik geloofde dat ik mijn toekomstige kinderen ermee zou ondersteunen. Natuurlijk hield ik het op de universiteit niet vol. Toen kwam de huur- en zorgschuld, werkeloosheid en depressie harder dan ooit. Ik weet dat deze liberale nut- en zelfcultus totaal ongegrond is in de realiteit. Opdat de mens een groepsdier is niet een eiland. Toch blijft deze cultus me nog altijd in mijn hoofd bij, ‘het liberaaltje op mijn schouder’ noem ik hem. Na mijn werkeloosheid werk ik vandaag de dag meer dan 50 uur per week op een plaats waar ik slechts dingen verplaats en de wereld niks bij breng, volledig inwisselbaar ben en niet eens rond van kom. Ik heb geen sociaal contact buiten oppervlakkige collegapraat en caissières in de supermarkt, ik heb geen hoop op de toekomst, geen plannen meer. Alles wat ik wil zie ik nog als een onbereikbare droom. Ik heb de wereld niks te bieden, ben ik voor niemand iemand dan ben ik niemand voor mezelf. Pas als het weer naar buiten komt dat ik beoog mijn leven te ontnemen komt mijn familie naar mij toe, worden woedend op mij, zeggen ze dat ze van mij houden, dat ik gestoord geworden ben en dat ze er altijd voor me zouden zijn, inmiddels zijn ze mijn verjaardag vergeten en beantwoorden mijn appjes niet als ik ze om visite vraag. Mijn zussen zijn nooit bij me langs geweest, de meesten heb ik ongeveer 5 jaar niet gesproken. Waarom denkt onze cultuur deze cultus te combineren met humanisme? Is het humaan om een mens volledig op nut te beoordelen? Om van hem te verwachten dat hij alles voor zichzelf alleen doet? Waarom wilt deze cultuur van twee walletjes eten, die onmogelijk ver uit elkaar staan? Ik had liever in een soort superliberalisme geleefd waar ze me hadden geeuthaniseerd voor mijn gebrek aan maatschappelijke utiliteit of een haast anarchistisch humanisme waar ik recht op alles had zonder er iets voor te doen, het zouden allemaal verschrikkelijke dystopieen zijn maar op zijn minst is onze cultuur dan consequent.